Signaalwoorden

 

tekstverbanden1

Inhoud
0. Inleiding
1. Voorbeelden
2. Wat zijn signaalwoorden?
3. Tekstverbanden
– Theorie
– Uitleg
4. Verwijswoorden
– Theorie
– Uitleg
5. Bijwoorden
– Theorie
– Uitleg

 

Inleiding

Het lezen van (lange) teksten is vaak moeilijk.
En dan heb je ook nog eens die multiple choice vragen bij examenteksten! Die lijken vaak erg op elkaar.

 Je krijgt soms het gevoel dat je verdrinkt in een zee van woorden.

Een beetje hulp kunnen we dus best gebruiken.
Gelukkig zijn er kleine woordjes die het verband tussen de zinnen duidelijk maken.
Die woordjes laten je de structuur van de tekst zien en horen.
Ze heten signaalwoorden.In multiple choice vragen zitten vaak van dit soort woordjes.

 

Voorbeelden

Ik hou niet van melk. Daarom drink ik sojamelk.

Vraag: Waarom drink je sojamelk? (Oorzaak)
Antwoord: Omdat ik niet van melk hou.

Vroeger (1) dronk ik wel (2) melk, maar nu (1) doe ik dat (3) niet meer (2)

Vraag 1: Heb je ooit in je leven melk gedronken?
Antwoord: Ja, vroeger dronk ik melk, maar nu drink ik geen melk. (Tijd – Tegenstelling)
Vraag 2: Drink je wel of geen melk?
Antwoord: Vroeger wel, nu niet meer. (Negatie: wel niet)
Vraag 3: Dat? Wat doe je nu niet meer?
Antwoord: (Dat is) Melk drinken. (Verwijswoord)

Ik weet pas (1) kort dat ik allergisch ben voor melk.
Sinds (2) ik dat (3) weet, drink ik geen melk meer (4)

Vraag 1: Hoe lang weet je al dat je allergisch voor melk bent?
Antwoord: Pas. Dat weet ik pas. (Tijd)
Vraag 2: Sinds wanneer drink je geen koffie meer?
Antwoord: Sinds ik dat weet. (Tijd)
Vraag 3: Dat? Wat weet je pas?
Antwoord: Dat ik allergisch voor melk ben. (Verwijswoord)
Vraag 4: Drink je nu nog melk?
Antwoord: Nee, dat doe ik niet meer. Ik drink geen melk meer. (Negatie)

Wat zijn signaalwoorden?

1 Dat zijn woorden die het verband in de tekst duidelijk maken.
Hij is arm, maar heel gelukkig (Tegenstelling)
Vroeger was hij rijk (Tijd)
Eerst moet je afwassen, dan moet je dat afdrogen (Opsomming)

2 Dat zijn verwijswoorden.
Jan schrijft een artikel. Hij heeft het al bijna af. (Hij verwijst naar Jan, het verwijst naar een artikel)

3 Dat zijn bijwoorden
Heb je al gegeten? Nee, nog niet. Eet je dat broodje nog? Nee, ik eet dat niet meer.
Ga maar achterin zitten. Je kan er ook nog bij.

1 Tekstverbanden

Theorie
Overzicht met voorbeelden – Prezi
Overzicht signaalwoorden met voorbeelden (pdf) – Harnmeijer
Overzicht signaalwoorden met voorbeelden – Taal is lol
Overzicht signaalwoorden – Luisteren op B2
Overzicht signaalwoorden – Ik leer in beelden
Signaalwoordenlijst – Kabeveren

Oefeningen
Oefening 1 – Stoopned
Oefening 2 – Harnmeijer
Hoewel/daarentegen/toch – Coutinho

2 Verwijswoorden

verwijswoordenverwijswoorden2

 

 

Theorie
Uitleg – Taaluitleg
Uitleg – Hotpotatoes
Uitleg – Taal is lol
Uitleg – Onze Taal

Hun of Hen? – Cambiumned

Oefeningen
NT2Taalmenu (A1-A2)
Kabaja (A2)
Leestrainer (B1)
Leestrainer (B1)

3 Bijwoorden (adverbs)

Een bijwoord geeft altijd extra informatie:

1. over een werkwoord : Hij loopt hard. (Hoe loopt hij? Hard.)
2. over een ander bijwoord: Hij loopt ontzettend hard. (Hoe hard loopt hij? Ontzettend hard.)
3. over een adjectief/bijvoeglijk naamwoord: De super knappe jongen loopt hard. (Hoe knap is de jongen? Super knap)
4. over plaats of tijdDaar moet je naartoe. Dan moet je komen. (Waar moet je naartoe? Daarnaartoe. Wanneer moet je komen? Dan)

Theorie

Lijst met bijwoorden (adverbs) – je kan me wat
Overzicht bijwoorden –  Cambiumned (pdf)
Uitleg bijwoorden – jufmelis

Oefeningen
Oefening 1 – Jufmelis
Oefening 2 – Jufmelis
Oefening 3 – Cambiumned

Test jezelf: Is dit een verwijswoord, een sleutelwoord of een signaalwoord? (B1)

 

Ga naar : Niet – Geen
Ga naar : Nog niet, nog geen, geen … meer

 

 

 

 

Comments are closed.