Negatie – Klascement
Deze kleine woordjes zijn belangrijk (bijwoorden).
Ze kunnen een groot verschil maken.
Al <–> Nog niet (yet/already <–> not yet)
Op zijn 5e kon hij al lezen, zij nog niet.
Al <–> Nog geen (yet/already <–> not yet)
Zij heeft al werk. Hij heeft nog geen werk.
Al <–> Nog maar (yet/already <–> only)
Op zijn 5e kon hij al lezen, zij kon nog maar op haar 8e lezen.
Al <–> Pas (yet/already <–> only)
Op zijn 5e kon hij al lezen, zij kon pas op haar 8e lezen.
Nog <–> Niet meer (still <–> not anymore)
Ben je nog ziek? Nee, ik ben niet meer ziek. (Ik ben niet ziek meer)
Nog <–> Geen …. meer (still <–> not anymore)
Heb je nog honger? Nee, ik heb geen honger meer.
Weleens <–> Nog nooit (ever <–> never)
Heb jij weleens migraine gehad? Nee, ik heb nog nooit migraine gehad.
Ergens <–> Nergens (somewhere <–> nowhere)
Ik heb mijn bril ergens neergelegd, maar ik kan hem nergens vinden.
Iets <–> Niets (something <–> nothing)
Ik moet nu iets eten, want ik heb de hele dag nog niets gegeten.
Iemand <–> Niemand (someone <–> no one)
Er belde iemand aan. Toen ik de deur opendeed, stond er niemand (meer).
QUIZLET
Quizlet kan je op 2 manieren gebruiken:
online op de website Quizlet en offline met de app Quizlet.
Registreer je eerst. Dit is gratis.
Tip 1: Klik op Quizlet: Deze studieset bekijken om de oefening goed te zien.
Tip 2: Klik op de tekst of op het geluidsicoontje om alles nogmaals te horen.
Tip 3: Kies na Flashcards ook een andere leermethode: write, spell
You must be logged in to post a comment.