Vocabulaire (verbum)
Vocabulaire (substantief)
Vocabulaire (het huis)
Vocabulaire (het huis) ZINNEN
Vocabulaire (de woonkamer)
Vocabulaire (de woonkamer) ZINNEN
Vocabulaire (de slaapkamer)
Vocabulaire (de slaapkamer) ZINNEN
Vocabulaire (de keuken)
Vocabulaire (de keuken) ZINNEN
Vocabulaire (de studeerkamer)
Vocabulaire (de studeerkamer) ZINNEN
Vocabulaire (klussen in en om het huis)
Vocabulaire (wat doen deze vaklui?)
Oefening 23
Grammatica (preposities van plaats)